Jaarrapport 2012 Adem en Ontspanningstherapie verschenen
In dit jaarverslag doen het Centrum voor Adem- en Ontspanningstherapie, de Van Dixhoorn Vereniging voor AOT (VDV) en de Adem- en Ontspanningstherapie Stichting (AOS) verslag van de activiteiten in 2012. Daarnaast worden de manieren toegelicht waarop geregistreerde behandelaren met adem- en ontspanningstherapie (AOT’ers) over 2012 hun registratiepunten hebben verzameld om in het register te blijven. Er zijn intervisiegroepen, nascholingsbijeenkomsten, er is een symposium en er is supervisie. Ook de presentaties die AOT ‘ers houden en de publicaties waar zij punten mee verkrijgen worden vermeld.
In het hoofdstuk “Indicaties en verwijsredenen in 2012” worden deze vergeleken met de indicaties van de cumulatieve aantallen patiënten van de afgelopen jaren. Er wordt gekeken of er ten opzichte van de voorgaande jaren een verschuiving opgetreden is. In het jaarrapport 2011 zijn de gegevens van het Resultatenproject over de afgelopen jaren cumulatief geanalyseerd. Hierdoor wordt een indruk verkregen van de klachten en problemen waarvoor de therapie gebruikt wordt en in hoeverre de uitkomst positief is. Het blijkt dat spanningsproblemen en hyperventilatieklachten nog steeds de grootste verwijsredenen zijn en een positief resultaat laten zien. In 2012 is ook een relatieve toename te zien van deze klachten.
De tabel laat zien dat er in 2012 een lichte toename is van het totaal aantal behandelde patiënten vergeleken met de voorgaande jaren. Deze toename zit vooral in de spanningsgerelateerde problemen zonder specifieke oorzaak. Daarentegen zijn de klachten in de drie andere rubrieken met somatische oorzaak gedaald. M.n. de daling van overspanning / burnout klachten valt op. De grootste daling is te zien in klachten met een specifieke oorzaak. Dit is het grootst in de groep patiënten met hartaandoeningen. Hier waren de uitkomsten het best.
Wat betekent dit nu? De huidige verschuiving is opvallend en kan het gevolg zijn van verandering in de werkelijke verwijzingen. De “vernauwing” kan betekenen dat de succesvolle indicaties zich stabiliseren. Jammer dat burnout/overspanning niet toeneemt als indicatie, ondanks het feit dat het effect op de klachten duidelijk is. In elk geval is er geen teken dat de toepassing van AOT zich aan het verbreden is.
Het deel “Over het Resultaten Project” doet uit de doeken dat werken volgens het “evidence based” principe zijn grenzen kent. Onderzoek lijkt dan beperkt te zijn tot effectonderzoek en clinical trials. Als behandelaar dien je te onderbouwen wat je doet en dien je reeds bewezen effectieve technieken te gebruiken. In de fase dat vorm, indicties en uitkomsten van een interventie nog uitgeplozen moeten worden echter, is observationeel onderzoek noodzakelijk.
In feite zijn het onderbouwen van behandelingen volgens het “clinical trial” principe en het evalueren volgens het “observationeel onderzoek” complementair. In het “clinical trial” principe wordt volgens een vastgelegd patroon, het “protocol” gewerkt, d.w.z. het effect onderzoek vindt plaats als er al voldoende aanwijzingen en ervaringen zijn met de beste vorm van de interventie en de mogelijke uitkomsten.
Daarnaast kan “observationeel onderzoek” nuttig zijn om de responsiviteit van de patiënt te onderzoeken zoals in de adem- en ontspanningstherapie gebeurt. Dan staat dus de patiënt centraal en niet de interventie. De vraagstelling is: in welke mate zijn welke klachten bij deze patient voldoende geholpen met spanningsregulatie? Er wordt bij de patiënt gezocht naar een ingang voor zelfregulatie door uit te nodigen tot bewustwording via prikkels in de vorm van instructies / handgrepen. Van cruciaal belang zijn de factoren die deze respons kunnen beperken, de beperkende voorwaarden, die andere maatregelen / behandelingen vragen. Elke behandeling van een patiënt houdt een onderzoek in. Er wordt geen diagnose gesteld, maar de klacht(en) worden ondergebracht (geïnventariseerd) in één van vier rubrieken die in de adem- en ontspanningstherapie gehanteerd worden. Er worden metingen gedaan (NVL, ATL, MARM) aan het begin van de behandeling en bij de afronding van de behandelingen om de aard van de spanning en de veranderingen tijdens de behandeling te objectiveren. Hiermee wordt basisinformatie verkregen waarmee de behandelaar kan stellen: die en die klachten zijn oplosbaar d.m.v. spanningsregulatie. Alle resultaten worden ingebracht in het Resultatenproject, totdat op een gegeven moment voldoende patiënten zijn ingevoerd dat informatie geanalyseerd kan worden voor de verwijzers welke patiënten door te verwijzen voor adem- en ontspanningstherapie.
Het Resultatenproject is een vorm van observationeel onderzoek waarin informatie voor- en na een behandeling wordt gezocht. In 2006 is de 1e versie uitgekomen waarbij getracht is de moeite voor het invoeren van gegevens zo klein mogelijk te houden. De database is 1. de basis voor jaarlijkse rapportage; 2. de uitkomsten zijn gebruikt in diverse presentaties; 3. bruikbaar voor analyse van klinische effectiviteit; 4. het onderzoeken van de diverse klachten en 5. er zijn vragen toegevoegd om een specifieke vraag te beantwoorden.
Door de uitbreiding van de meetinstrumenten, naast de NVL kwamen de ATL en MARM erbij, en vanuit de behoefte van de behandelaren om vaak meer informatie kwijt te willen, werd besloten versie 1 uit te breiden. Versie 2 is na proefdraaien in 2010 en 2011 de officiële versie geworden in 2012 als ‘lange versie’. De oude versie is echter beschikbaar gebleven als ‘korte versie’.
In versie 2 kan meer informatie gegeven worden over medebehandeling; ook wordt over elk proces meer informatie gevraagd zoals: staat het op de voorgrond of is het duidelijk opgetreden; in versie 2 is de aard van beperkende voorwaarden preciezer omschreven.
Het in versie 2 ingevoerde aantal patiënten is nog te klein om conclusies te trekken. Het blijft echter van groot belang dat de behandelaar de gegevens in het Resultatenproject inbrengt.
Het gehele rapport is hier te downloaden
Publicatiedatum: 13 maart 2015
Auteur: Jan van Dixhoorn
Bron: Jaarverslag AOS 2012, AOS, Amersfoort, 2012