Er zijn in vier opzichten veranderingen t.o.v. de eerste versie van het Resultaten Project
1. Toestemming voor gebruik van behandelgegevens in rapportages en publicaties over AOT.
Dit is van belang voor het expliciet benoemen van de keuze die nu gemaakt wordt om een proefbehandeling met AOT te gaan doen. Er is een toelichtende tekst (onder helptekst) waarin staat dat dit zinvol is om a) andere behandelingen voor hetzelfde probleem even uit te stellen, b) op z'n minst andere actuele behandelingen te vertellen, c) de uitkomsten te registreren om te achterhalen welke indicaties voor AOT terecht zijn, d) de wens kenbaar te maken om een verslag naar de verwijzer te zenden.
Een tweede reden is dat we daarmee aangeven expliciet en neutraal te evalueren wat de uitkomsten zijn. Juist omdat 'spanningsregulatie' zo'n intern proces is waardoor iemand dichter bij zichzelf komt, en omdat dit makkelijk vaag en soft overkomt, is een evaluatie met duidelijke criteria en objectieve metingen een manier om AOT een stevig uiterlijk te geven.
Een derde reden is dat in (wetenschappelijke) publicaties de vraag naar 'informed consent' beantwoord dient te worden. Weet de patiënt en is hij/zij akkoord dat zijn gegevens gebruikt worden? Als de patiënt/deelnemer niet akkoord is dat zijn gegevens gebruikt worden, dan noteer je dat, maar voer wel alle gegevens in. Ze tellen dan alleen intern mee.
2. Context van de behandeling en de rol van AOT ten opzichte van andere behandelingen.
Om de rol van AOT zichtbaar te maken in geval er andere behandelingen/behandelaren actief zijn voor dezelfde klachten is het zinvol deze te benoemen. Daar zijn variabelen voor toegevoegd: vooraf, mede, vervolg.
Wanneer je AOT als enige behandeling in een 1e lijns praktijk doet is dit wat minder relevant. Als je dit weet vul je ze in, als je het niet weet vul je 'onbekend' in.
Wanneer je zelf diverse soorten behandelingen toepast, of wanneer je samen met collega's werkt, in een multidisciplinair team, of in een instelling, dan geeft deze toevoeging de werkelijkheid beter weer. Dit is wenselijk en informatief. In het open veld kun je aangeven wat de aard van de medebehandeling is, en eventueel wie het uitvoert (jij zelf of een ander).
Deze verduidelijking van de rol van AOT is belangrijk voor de profilering binnen instellingen en groepspraktijken. Zoals je in het jaarrapport 2010 hebt kunnen lezen speelt AOT daar vooral een rol als complementaire behandeling. Vreemd genoeg is over deze toegevoegde waarde de meeste wetenschappelijke evidentie beschikbaar , maar voor het beleid binnen de instellingen is er nauwelijks helderheid over de rol en plaats van AOT. Het wordt vaak een techniek, als een van velen, uitgevoerd binnen het arsenaal van de diverse beroepen. Er zijn weinig mensen 'als AOT'er' in functie en er is weinig inzicht in de meerwaarde van zo'n aparte functie. Er zijn data nodig om hierover meer duidelijkheid te kunnen geven.
3. Criteria voor de uitkomst worden verhelderd
We gaan primair uit van de klachten waar iemand mee komt. Er is geen duidelijke of voldoende verklaring voor en ze zijn mogelijk spanningsgebonden. Iemand is bereid samen te onderzoeken of spanningsregulatie helpt. Er is geen duidelijke diagnose, hooguit een naam voor het soort klachten.
We omschrijven de klachten en geven aan of ze verbeterd of niet zijn. Hier zijn de variabelen 'probleem' en 'effect inschatting' voor. Het is belangrijk dat we daarmee het probleem definiëren in de woorden van de patiënt, en zo min mogelijk (pseudo)diagnostische labels gebruiken. De specifieke verandering op elk van deze klachten geef je aan onder 'Effect inschatting'. De variabele 'duur' is toegevoegd om de indeling te kunnen volgen van al of niet chronische klachten. De 'ernst' is toegevoegd om een verschil in effect te kunnen zoeken tussen de niveaus van langdurigheid en beïnvloedbaarheid.
Hoe is het globale effect? Dit criterium van globaal effect is nu ontkoppeld van het optreden van een ingang en van processen. Daar wordt apart naar gevraagd. De vraag is nu naar de globale verbetering. Kan iemand zichzelf ermee redden? Spanningsgebonden klachten kunnen altijd terugkomen. Wanneer het leren hanteren van de spanning als voedingsbodem effectief is om de klachten voldoende te beïnvloeden, dan zeggen we dat iemand kan zichzelf redden, en is het globaal effect goed. Er zijn twee antwoordmogelijkheden toegevoegd: effect is 'heel goed' en effect is 'verslechterd'.
Zijn er belastende omstandigheden die een positieve reactie beperken? We vragen nu alleen naar de mate dat deze voorwaarden werkelijk beperkend zijn, of dat ze ten gunste veranderd waren. Indien ze ten gunste veranderden wordt dit genoteerd, los van de vraag of die verandering door AOT of door een andere behandeling of omstandigheid komt. Dat geven we aan via de context variabelen. Wanneer ze beperkend zijn kun je nu kiezen tussen 'beperkend' en 'domineren'.
De ernst en de duur van de klachten worden apart aangegeven, evenals de vraag of er een duidelijke ingang voor AOT is opgetreden. De betekenis van een relatief kleine verandering is groter wanneer de klachten langdurig en ernstig waren.
Met deze criteria kunnen we op praktische gronden vaststellen of (de verwijzing voor) AOT terecht was. Dit is de eerste vraag die elke arts/psycholoog beantwoord wil hebben. Pas wanneer duidelijk is welke verwijsredenen terecht zijn en relatief goede uitkomsten hebben, wordt het zinvol deze uitkomsten te gaan meten en te onderzoeken of ze werkelijk gevolg zijn van AOT. Gerandomiseerd onderzoek laten we over aan Universiteiten. Wel is het plan om de theoriecursus veder uit te breiden, met groepjes die zich op een bepaald probleemgebied gaan toeleggen. De uitkomsten van het Resultaten project worden dan naast verzamelde casuïstiek en naast wetenschappelijke evidentie gelegd. Voel je ervoor daaraan mee te werken, laat het weten!
4. Metingen
Door objectieve metingen voor en na therapie te gebruiken is het mogelijk de klinische effectiviteit te berekenen. We hebben nu twee meetinstrumenten voor spanningsklachten, de NVL en de ATL, en een kwantitatieve beoordeling van de adembeweging. De betrouwbaarheid en validiteit is van alle drie vastgesteld. We kunnen met behulp van onze metingen de 'klinische effectiviteit' vast stellen (bij hoeveel is er echte verandering of 'reliable, significant change' en hoeveel zijn hersteld?), maar er is ook evidentie uit gerandomiseerd onderzoek door anderen nodig, om van 'evidentie' te kunnen spreken.
We raden aan om alle drie standaard te gebruiken. Wanneer er een afwijkende waarde in tenminste één meting is hebben we al een onderbouwing van gespannenheid. In dat opzicht zou je dan een verbetering mogen verwachten. Wanneer de somscores van NVL of ATL niet verhoogd zijn, kijk dan naar de subscores.
Toch, we herhalen het nog een keer: volgens onze theorie kan gewone overspanning aanwezig zijn zonder dat er (veel) klachten zijn, Desondanks kunnen mensen voordeel hebben van een toename in spanningsregulatie. Dat maken we in de opleiding voortdurend mee!! Wanneer alle drie metingen normaal zijn, is dat geen reden om niet AOT te starten. Het klinisch oordeel is eigenlijk bepalend. Onze metingen hebben dus beperkte waarde als screeningsinstrument en zijn vooral een middel om te evalueren.
Jan van Dixhoorn, juli 2011
|